Suzy Dexter
  • TIMELINE
  • ALBUMS & SINGLES
  • VIDEO’S
  • FOTO’S
  • LYRICS
  • POEMS
  • STORIES
  • Menu Menu
Meisje bij de zoutpannen
bij het water van de pannen
vol-gevuld met ’t zilte zout
zachte roze pelikanen
spottend in het dorre hout
en de speelse zwoele wind
streelde vrolijk ongeremd
het intense wilde kind
dat daar puur kwam aangerend
achter zwevende libellen
plotseling stil om vrij te vrezen
wilde duizend  bloemen tellen
in droge bladeren een ritselend wezen
eeuwenoud doch zo onzichtbaar
sneller dan de tijd verloopt
verdwenen zonder te vertellen
waar zij zeer op had gehoopt
Koolzaadvelden
jouw huid schitterend in oliën
van amandelen en olijven
speurend door de koolzaadvelden
ik roep je jij herkent me en kent me
mijn naam
ik zeg de jouwe
en kan van je houden
zoals ik het droomde
als wij ontsnappen
door kieren van licht
in het gewicht
van armen en benen
ravotten
wil ik bij jou blijven
terwijl jij je al richt
naar het westen
waar de horizon stijgt
de warmtegraad daalt
jij traag doch trefzeker
je richting bepaald
Troost je
ligt je hartje in de kou
wrijf het warm en kom maar gauw
lieve kleine, heb je pijn
mag ik even bij je zijn
je handje zachtjes strelen
je glimlach stelen
om hem terug te geven
en het samen te beleven
Ballerina
los van vaders hand, wordt zij overmand
door het lot dat tart: zijn ritme in haar hart
Vertrek
10 dagen voor het vertrek
mijn jongste kind waarin
mijn avontuur zich zo bevindt
wat zal je vrij zijn op het strand
verlicht door volle maan
die tot het uiterste gedreven
groter lijkt dan het leven zelf
waarin je bent geland
zo wil je het beleven
de afstand leren kennen
ontdekken waarom jij
aan het daglicht zo moest wennen
je lieve losse engelenkrullen
de wind zal ermee spelen
zal je me horen
wanneer ik
alleen gebleven
mijn vrolijke vertellingen
door lucht boven ’t land
wijds zal laten dragen
om overal aan te geven
blijf in tederheid volhardend
en in tijd zo kwetsbaar leven
Oneindig zwoele zee
een oneindig  zwoele zee ziet mij zo deinend aan
geen mens die hier zwaar denkend de zon ziet ondergaan
het ritme ruist zo rustig door mij ontvankelijk kind
dat zo graag wil gaan dansen dat liever nog bemint
lange lome benen op de evenaar
hoor mij dan, hier ben ik, slaap jij misschien nog
daar waar rusteloze uren meedogenloos voortsnellen
waar ‘t voelen van de tijd mij voortdurend moet kwellen
we zouden  kunnen vluchten, verdwijnen in het verschil
van tijdzones en innig dansen tegen beter weten in,  ik wil
zwierig zwenkend ver weg: in ’t wonder van ’t nu ligt alles wat ik zeg
Hagel op seringen (voor Eke)
striemende hagel op
zwaar gevulde trossen
gedoemde blaadjes
als een zacht tapijt
ze vecht met taaie takken
die niet willen breken
het groene hout
los gesneden van het oude
paarse troost
vrij van een stenen deken
donder na de bliksem
nevel uit het gras
daar het voor de hagel warmer was
Weg een Man
zij is gaan geloven in God en in de schepping
gebood haar manschappen het gedolven diep gestutte graf
van hem, die zij zo lief had te dichten met 7 spades
steun had zij aan het licht, sereen haar bleek gelaat
doch uit Gods hand kan men niet vallen
mijn weldaad was het Halleluja
omdat ik ook geen weerwoord had
wij waren allen stille kinderen
terwijl ik zong heb ik de benedictie
nooit eerder zo gehaat
Catalaanse wijn
breng me naar de zee
waar de bergen toekijken
de zon mijn huid verwarmt
in de fluisterende golven
op het zwalkende zand
horen de wolken toe
aandachtig zwijgend
speelt de wind
rollend langs de duinen
mijn enige getuige
plagend buig je
als ik zeg te buigen
Staat op
gaat heen
alleen
keert terug
met Catalaanse wijn
Vorst
witte rijp op het veld
het huis nog kil van binnen
dampend in de vorst
dampend in de vorst
klamme stenen tranen
onder mijn wit linnen
wil ik wellust zijn
wellust wil ik zijn
mijn tinnen ton gevuld
met woud dat niet meer is
smorend zal het branden
smorend zal het branden
de geur van smeulend  hout
gegrift in heugenis
zoet zal ik het koesteren
zoet  zal ik het koesteren
Hevig hunkeren
ik heb nooit genoeg
ik heb nooit genoeg
ik wil meer
ik wil meer
ik heb nooit genoeg
ik heb nooit genoeg
ik wil keer op keer
ik wil je op me, in me
ik wil heen en weer
ik heb nooit genoeg
ik heb nooit genoeg
ik wil nog een keer
Koekoek
een gevallen engel
gemaakt om op te stijgen
als een zacht koerende duif
verlangend naar een lijf
veel groter dan een kop
met sterke wijde vleugels
die kunnen dragen
over grenzen waar geen mens
zich durft te wensen
omdat het hoofd van een met benen
veel te zwaar en veel te groot
helaas niet kan beleven
wat een vogel met twee pieterige pootjes
wel doet zweven de kleine kop een zegen
nooit verlangend naar de dood
management@suzydexter.com | Presskit | © Copyright, all rights reserved
  • Link naar Mail
  • Link naar Facebook
  • Link naar Youtube
  • Link naar Instagram
  • Link naar Spotify
Scroll naar bovenzijde Scroll naar bovenzijde Scroll naar bovenzijde